was weg

Uitspraak

• Geluid:  was weg    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• was weg

Woordherkomst en -opbouw

• uit was (werkwoord) en weg, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

Werkwoord

was weg

1. enkelvoud verleden tijd van wegwezen
   

   • Ik was weg. 
     
   • Jij was weg. 
     
   • Hij, zij, het was weg. 

was weg

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegwassen
   

   • Ik was weg. 

2. gebiedende wijs van wegwassen
   

   • Was weg! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegwassen
   

   • Was je weg? 

Gangbaarheid

• Het woord was weg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.