waterpoloot

Uitspraak

• Geluid:  waterpoloot    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• wa·ter·po·loot

Werkwoord

waterpoloot

1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waterpoloën
   

   • Jij waterpoloot. 

2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waterpoloën
   

   • Hij waterpoloot. 

3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van waterpoloën
   

   • Waterpoloot! 

Gangbaarheid

• Het woord waterpoloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.