zabbelde af
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zabbelde af (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zab·bel·de af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afzabbelen |
zabbelde af
- enkelvoud verleden tijd van afzabbelen
- Ik zabbelde af.
- Jij zabbelde af.
- Hij, zij, het zabbelde af.
- Ik zabbelde af.
Gangbaarheid
- Het woord zabbelde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.