zoetvijlt

Uitspraak

• Geluid:  zoetvijlt    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• zoet·vijlt

Werkwoord

zoetvijlt

1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoetvijlen
   

   • Jij zoetvijlt. 

2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoetvijlen
   

   • Hij zoetvijlt. 

3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zoetvijlen
   

   • Zoetvijlt! 

Gangbaarheid

• Het woord zoetvijlt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.