Engelse

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Engelse    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɛŋəlsə/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈɛ.ŋɔɫ.sə/, /ˈɛ.ŋəɫ.sə/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈɛ.ŋəɫ.sə/
    • (Limburg): /ˈɛ.ŋəl.sə/
Woordafbreking
  • En·gel·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van Engels met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord Engelse Engelsen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deEngelsev

  1. (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Engeland, of een vrouw afkomstig uit Engeland
Verwante begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

Engelse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Engels
     Ik was niet voor niets de strijd met de jongens aangegaan om cum laude af te studeren in Engelse literatuur aan de universiteit van West-Indië.[1]
     In de tussentijd schreef ik wraakgedichten over het Engelse weer en diste ik tegen mijn moeder de leugen op dat Londen het einde was.[1]

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord Engelse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. 1 2
    Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff , ISBN 9789024574704