Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bedrust (hulp, bestand)
Zelfstandig naamwoord
de bedrust v / m
- de rust die je in bed geniet
- Hij genoot van de welverdiende bedrust.
- voorschrift van een arts waarbij de patiënt ook overdag in bed moest blijven liggen
- Vroeger schreven artsen bij veel klachten bedrust voor, tegenwoordig moet je bijna altijd je bed uit van de dokter.
Gangbaarheid
- Het woord bedrust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
| 87 % | van de Nederlanders; |
| 88 % | van de Vlamingen.[1] |