clausuleren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: clausuleren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- clau·su·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van clausule met het achtervoegsel -eren
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| clausuleren |
clausuleerde |
geclausuleerd |
| zwak -d | volledig | |
Werkwoord
clausuleren [1]
- overgankelijk voorzien van een clausule (door beperkingen bepalen)
Afgeleide begrippen
- clausulering
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord clausuleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.