combine
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- [A] com·bi·ne
- [B] com·bine
Woordherkomst en -opbouw
- [B] Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘maaidorser’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1]
- [A] van Frans combine[2][3]
- [B] van Engels combine[4][5]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | combine | combines |
| verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
[A] de combine v
- (sport) groep wielrenners die tijdens een koers samenwerken om hun meest gevreesde tegenstanders in te halen of voor te blijven
- groep mensen, partijen of bedrijven die samen een aan een gedeeld belang werken
- [2] kongsi
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | combine | combines |
| verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
[B] de combine v / m
- (landbouw) landbouwmachine die granen en zaden bij het oogsten in een keer maait, dorst en zeeft
- maaidorser
- maaidorsmachine
Gangbaarheid
- Het woord combine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "combine" herkend door:
| 81 % | van de Nederlanders; |
| 81 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "combine" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ combine op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ combine op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Woordherkomst en -opbouw
- [werkwoord]: van Frans combiner
- [zelfstandig naamwoord]: (verkorting) combine harvester "gecombineerde oogstmachine"
| vervoeging | |
|---|---|
| onbepaalde wijs | to combine |
| he/she/it | combines |
| verleden tijd | combined |
| voltooid deelwoord |
combined |
| onvoltooid deelwoord |
combining |
| gebiedende wijs | combine |
Werkwoord
combine
- bij elkaar voegen, verenigen
| enkelvoud | meervoud |
|---|---|
| combine | combines |
Zelfstandig naamwoord
combine
- combine, landbouwmachine die granen en zaden bij het oogsten in een keer maait, dorst en zeeft
Overerving en ontlening
Frans
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans combiner
Zelfstandig naamwoord
combine v
- (spreektaal) truc, foefje, list
- «A l'époque, on avait nos combines.»
- We hadden toen zo onze trucjes. [1]
- «A l'époque, on avait nos combines.»
- opzetje, stiekem plan
- (spreektaal) onderjurk [1]
Overerving en ontlening
Verwijzingen
Spaans
Werkwoord
| vervoeging van |
|---|
| combinar |
combine