cultureel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cultureel    (hulp, bestand)
  • IPA: /kʏltyˈrel/
Woordafbreking
  • cul·tu·reel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. de cultuur’ voor het eerst aangetroffen in 1927 [1]
  • afgeleid van cultuur met het achtervoegsel -eel [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen cultureelculturelercultureelst
verbogen cultureleculturelerecultureelste
partitief cultureelsculturelers-

Bijvoeglijk naamwoord

cultureel

  1. met betrekking tot cultuur, met betrekking tot de kunsten
    • Rotterdam is de culturele hoofdstad van Europa geweest. 
     Betrokkenheid: Ook bijvoorbeeld de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed maakt gebruik van faciliteiten en kennis van de afdeling, net als grote ingenieursbureaus. Daarnaast hebben grote namen in de industrie, zoals Boskalis en Shell, veel aardwetenschappers nodig vanwege hun kennis over de bodem. En ook Energie Beheer Nederland (EBN) kan voor bijvoorbeeld vraagstukken over aardwarmte niet zonder dit soort kennis.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord cultureel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen