doorloop
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- door·loop
Woordherkomst en -opbouw
- zn: naamwoord van handeling van dóórlopen ww , op te vatten als samenstelling van door bw en loop zn [1]
- ww: doorlopen ww zonder de uitgang -en
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | doorloop | doorlopen |
| verkleinwoord | doorloopje | doorloopjes |
Zelfstandig naamwoord
de dóórloop m
- het in zijn geheel zonder onderbreking doornemen van een toneel- of muziekstuk.
- We hebben gisteren een eerste doorloop van het stuk gedaan, waaruit bleek dat er nog veel te verbeteren valt.
- (medisch) diarree
- doorgang, gangpad
Hyponiemen
- benedendoorloop
Vertalingen
Werkwoord
| vervoeging van |
|---|
| doorlopen |
dóórloop
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
- ... dat ik dóórloop.
- Vergelijk loop door.
Afgeleide begrippen
- doorloopbal, doorloopcabine, doorloopkop, doorloopsnelheid, doorlooptijd, doorloper
Werkwoord
| vervoeging van |
|---|
| doorlopen |
doorlóóp
Gangbaarheid
- Het woord doorloop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doorloop" herkend door:
| 100 % | van de Nederlanders; |
| 98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be