gistte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gistte    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gist·te

Werkwoord

vervoeging van
gisten

gistte

  1. enkelvoud verleden tijd van gisten
    • Ik gistte. 
    • Jij gistte. 
    • Hij, zij, het gistte. 

Gangbaarheid

  • Het woord gistte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.