grootheid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: grootheid (hulp, bestand)
Woordafbreking
- groot·heid
Woordherkomst en -opbouw
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | grootheid | grootheden |
| verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de grootheid v
- (wiskunde) zaak in zoverre die voor vermeerdering en vermindering vatbaar is, iets meetbaars en/of kwantificeerbaars
- ▸ Ingeborgs vader, baron Von Freital, geloofde niet in de liefde, maar des te meer in geld en afkomst, en vooral in de gunstige combinatie van die grootheden.[1]
- belangrijk personage
- ▸ Hij noemt Boer "een grootheid van wie ik het meest heb kunnen leren". Van de Laar: "Zijn belangrijkste kenmerk was zijn liefde voor natuur. Daar haalde hij energie en voldoening uit en dat liet hij terugzien op het bord."[2]
Hyponiemen
- [1] extensieve grootheid, handelsgrootheid, natuurkundige grootheid, intensieve grootheid, toetsingsgrootheid, wortelgrootheid, zielengrootheid
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord grootheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grootheid" herkend door:
| 100 % | van de Nederlanders; |
| 98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Weblink bron “Topchefs geschokt door dood Jonnie Boer: 'Hij leerde mij alles'” (23 april 2025), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be