horticultuur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  horticultuur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hor·ti·cul·tuur
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘tuinbouw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
  • samenstelling van  horti "tuin"  en  cultuur zn  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord horticultuur horticulturen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dehorticultuurv

  1. (landbouw) tuinbouw
Vertalingen
   1. zie: tuinbouw   

Gangbaarheid

  • Het woord horticultuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen