kermisweek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kermisweek (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ker·mis·week
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kermis en week [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | kermisweek | kermisweken |
| verkleinwoord | kermisweekje | kermisweekjes |
Zelfstandig naamwoord
de kermisweek v / m
- periode van ongeveer een week waarin op een bepaalde plaats de kermis aanwezig is
Gangbaarheid
- Het woord kermisweek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.