loopgips
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: loopgips (hulp, bestand)
- IPA: /'lopxɪps/
Woordafbreking
- loop·gips
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van lopen zn en gips zn [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | loopgips | |
| verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het loopgips o
- (medisch) een gipsverband dat om een gebroken been of voet zit en waarmee je kan en mag lopen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord loopgips staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loopgips" herkend door:
| 98 % | van de Nederlanders; |
| 94 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 29 jul. 2017
- ↑ de Telegraaf PATRICIA CORTIE 15 nov. 2012
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be