metropolitaans

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  metropolitaans    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌmetroˌpoliˈtans/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • me·tro·po·li·taans
Woordherkomst en -opbouw
[A] stellendvergrotendovertreffend
onverbogen metropolitaansmetropolitaansermetropolitaanst
verbogen metropolitaansemetropolitaanseremetropolitaanste
partitief metropolitaansmetropolitaansers-

Bijvoeglijk naamwoord

[A] metropolitaans

  1. (religie) (katholiek) betrekking hebbend op een aartsbisschop (metropolitaan of metropoliet)
     Waar het kapittel van Mechelen tot dan een collegiaal kapittel was, werd het nu een metropolitaans kapittel.[2]
  2. met de eigenschappen van een stad die het middelpunt van groot omliggend land of gebied is of een uitgestrekt verstedelijkt gebied; kenmerkend voor een wereldstad
     Wij zijn ons er niet voldoende van bewust dat de Randstad met zijn uitlopers naar Brabant en het oosten en Zuid-Limburg qua dichtheid en economische betekenis naar internationale maatstaven een metropolitaans gebied is.[3]
  3. partitief van de stellende trap van metropolitaans
     Bovendien zou een zweeftram Amsterdam, provinciestad met een kleinsteedse metro, iets waarlijk metropolitaans hebben gegeven.[4]

Bijvoeglijk naamwoord

[B] metropolitaans

  1. partitief van de stellende trap van metropolitaan

Gangbaarheid

  • Het woord metropolitaans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron Gearchiveerde versie “Het kapittel : De geschiedenis van het Sint-Romboutskapittel.” op kathedraalmechelen.be
  3. Weblink bron
    Jeroen Saris
    “Maak Nederland tot Hollandse metropool” (19 maart 1997) op nrc.nl
  4. Weblink bron
    Bernard Hulsman
    “Een wereldwonder in Amsterdam” (30 april 1997) op nrc.nl