netwerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: netwerk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- net·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van net en werk [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | netwerk | netwerken |
| verkleinwoord | netwerkje | netwerkjes |
Zelfstandig naamwoord
het netwerk o
- stelsel van zaken of personen die nauw met elkaar in contact staan
- het is, ook in Nederland, heel profijtelijk tot het old boys netwerk te behoren
- (informatica) computernetwerk
- (wiskunde) afbeelding in het platte vlak van alle zijvlakken van een veelvlak
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Werkwoord
| vervoeging van |
|---|
| netwerken |
netwerk
Gangbaarheid
- Het woord netwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "netwerk" herkend door:
| 100 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be