objectiveren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: objectiveren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ob·jec·ti·ve·ren
Woordherkomst en -opbouw
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| objectiveren |
objectiveerde |
geobjectiveerd |
| zwak -d | volledig | |
Werkwoord
objectiveren
- overgankelijk ontdoen van subjectieve overwegingen
- Liefde valt niet te objectiveren.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord objectiveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "objectiveren" herkend door:
| 94 % | van de Nederlanders; |
| 93 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be