operator

Niet te verwarren met: operátor

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  operator    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ope·ra·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bedieningsdeskundige’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
  • Naamwoord van handeling van opereren met het achtervoegsel -ator [2]
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord operator operatoren
operators
verkleinwoord - -
[2, 3] enkelvoud meervoud
naamwoord operator operators
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deoperatorm

  1. (wiskunde) symbool waarmee een functie [3] wordt aangeduid die een bepaalde bewerking uitvoert op één of meer operanden
    • Een wiskundige operator. 
  2. (beroep), (techniek) bedieningsvakman voor grote technische installaties in allerlei fabrieken en dergelijke, in het bijzonder in de procesindustrie, bedieningsdeskundige
     Als operator ben je de mens achter de machine. Want al is de productie voor een groot deel geautomatiseerd, zonder de operator staat het proces stil. Jij bent onmisbaar.[3]
  3. (bedrijfskunde), (techniek) een bedrijf dat grote technische installaties beheert
     Belron breidt zijn activiteiten in Scandinavië verder uit met de overname in Zweden van de belangrijkste operator op de markt van de herstelling en vervanging van voertuigbeglazing.[4]
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord operator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen