opstart

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opstart    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·start

Werkwoord

vervoeging van
opstarten

opstart

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opstarten
    • ... dat ik opstart. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opstarten
    • ... dat jij opstart. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opstarten
    • ... dat hij opstart. 

Gangbaarheid

  • Het woord opstart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.