rest
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rest (hulp, bestand)
- IPA: /rɛst/
Woordafbreking
- rest
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overschot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1452 [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | rest | resten |
| verkleinwoord | restje | restjes |
Zelfstandig naamwoord
de rest v / m
- wie of wat er overblijft
- Pas na enige dagen werden de resten van het verongelukte vliegtuig teruggevonden.
- 'De rest gaat nu gewoon naar huis en wacht daar tot wij hier het plan bekend maken. In die tussentijd houdt iedereen zich rustig. Wacht af wat wij besluiten.' [2]
- ▸ De rest is geschiedenis, gedetailleerd te zien op de expositie in Assen. Achter het podium met de oude gitaren hangt het scherm waarop de films te zien zijn van de Amerikaanse bluesreizen die Muskee maakte met Albert Haar. Daar zijn ook de beelden te zien van het karige Tutwiler, Mississippi, waar ze op zoek gingen naar het graf van Sonny Boy Williamson II.[3]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Werkwoord
| vervoeging van |
|---|
| resten |
rest
Gangbaarheid
- Het woord rest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rest" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "rest" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 97
- ↑ Weblink bron “Window of my eyes: Harry Muskee en de verloren tijd” (zaterdag 16 januari 2016, 13:44), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Zelfstandig naamwoord
rest