resusfactor

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  resusfactor    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈresʏsˌfɑktɔr/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • re·sus·fac·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord resusfactor resusfactoren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deresusfactorm

  1. (biologie) antigene stof in het bloed, agglutinogeen in de rode bloedcellen
     Het is bekend dat toediening van bloed van een verkeerde bloedgroep en de verkeerde resusfactor vrijwel zeker de dood veroorzaakt.[5]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord resusfactor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen