ruling

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ruling    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈruːlɪŋ/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ru·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ruling rulings
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

derulingv/m

  1. afspraak van een belastingdienst met een bepaalde belastingplichtige die vooraf zekerheid geeft over de toepassing van de belastingregels
    • Er wordt voortaan scherper gekeken naar het doel van de aanvraag van de ruling. Als het motief alleen is om Nederlandse óf buitenlandse belasting te besparen, wordt geen ruling meer afgegeven. [1]
    • De ruling (een afspraak over fiscale vrijstelling met de Belastingdienst) kostte de schatkist ruim zeven miljard euro, bleek vorige week uit een publicatie in Trouw (…). [2]
  • belastingovereenkomst
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
  • belastingruling
  • rulingpraktijk
  • rulingspecialist
  • rulinguitwisseling
  • rulingverzoek

Gangbaarheid

  • Het woord ruling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
22 %van de Nederlanders;
33 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ruːlɪŋ/

Werkwoord

ruling

  1. onvoltooid deelwoord van rule

Zelfstandig naamwoord

ruling

  1. gerundium van rule

Bijvoeglijk naamwoord

ruling

  1. heersend

Zelfstandig naamwoord

ruling

  1. bevel of bindende uitspraak van een autoriteit