scheidde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  scheidde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • scheid·de

Werkwoord

vervoeging van
scheiden

scheidde

  1. enkelvoud verleden tijd van scheiden
    • Ik scheidde. 
    • Jij scheidde. 
    • Hij, zij, het scheidde. 

Gangbaarheid

  • Het woord scheidde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.