sier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sier    (hulp, bestand)
  • IPA: /sir/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • sier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sier -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

desierv/m

  1. rijkelijk eten en drinken zoals een gast die van een goede gastheer krijgt
  2. iets wat als verfraaiing van het uiterlijk dient
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • goede sier maken
1. uitgebreid genieten van prettige dingen die je eigenlijk niet toekomen

Werkwoord

vervoeging van
sieren

sier

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sieren
    • Ik sier. 
  2. gebiedende wijs van sieren
    • Sier! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sieren
    • Sier je? 

Gangbaarheid

  • Het woord sier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • sier
Naar frequentie 81346

Werkwoord

sier

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van si

Zelfstandig naamwoord

sier

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van si

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈsiːəɾ /
Woordafbreking
  • sier
Naar frequentie 105

Werkwoord

sier

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van si

Zelfstandig naamwoord

sier

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van si