taalpolitiek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  taalpolitiek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • taal·po·li·tiek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord taalpolitiek -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

detaalpolitiekv

  1. (taalkunde) (politiek) beleid om het gebruik van een taal te bevorderen of te reguleren, of de status van die taal te beïnvloeden
    • De taalpolitiek van de overheid. 
Vertalingen
stellend
onverbogen taalpolitiek
verbogen taalpolitieke

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

taalpolitiek

  1. (politiek) betrekking hebbend op de taalpolitiek
    • Een taalpolitieke kwestie. 

Gangbaarheid

  • Het woord taalpolitiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie