webbrowser

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  webbrowser    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • web·brow·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord webbrowser webbrowsers
verkleinwoord webbrowsertje webbrowsertjes

Zelfstandig naamwoord

dewebbrowserm

  1. (informatica) computerprogramma voor het bezoeken van het internet
    • Met een webbrowser kun je websites bezoeken. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord webbrowser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be