weekblad

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  weekblad    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwekblɑt/ (2 lettergrepen); /'ʋekblɑt/
Woordafbreking
  • week·blad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weekblad weekbladen
verkleinwoord weekblaadje weekblaadjes

Zelfstandig naamwoord

hetweekblado

  1. een publicatie die wekelijks verschijnt
    • Ik krijg dit weekblad al een paar jaar. 
     Hij kreeg hierdoor te maken met onder meer doodsbedreigingen en bommeldingen op de faculteit. In 2009 blikte de criminoloog in gesprek met het Leids Universitair Weekblad Mare terug op die periode. "Ik schermde zo goed mogelijk mijn gezin af, maar dat lukte natuurlijk slecht." Zo kreeg hij ook telefonisch bedreigingen en werd er poep door de brievenbus gegooid.[1]
Hyponiemen
  • damesweekblad, opinieweekblad, partijweekblad, studentenweekblad
Afgeleide begrippen
  • weekbladredacteur
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord weekblad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Criminoloog Wouter Buikhuisen (91) overleden” (10 mei 2025), NOS
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be