word

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  word    (hulp, bestand)
  • IPA: /wɔrt/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /ʋɔrt/, /ʋɔːr/
    • (Vlaanderen, Brabant): /β̞ɔrt/
    • (Limburg): /wɔrd/
Woordafbreking
  • word

Werkwoord

vervoeging van
worden

word

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van worden
    • Ik word. 
  2. gebiedende wijs van worden
    • Word! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van worden
    • Word je? 
     ‘Ik word daar boos van,’ zegt Andréa Cilento.[1]
     'Odelle, ik geef het echt niet op, hoor. Ik blijf het vragen. Ik word jouw Scotland Yard. Je hebt iets met die man, hè? Hij kwam hier nog geen vijf minuutjes na jou aanzetten.'[2]
     Als ik kinderen krijg, word ik nooit zoals zij.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord word staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. 1 2
    Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff , ISBN 9789024574704

Engels

enkelvoud meervoud
word words

Zelfstandig naamwoord

word

  1. woord
Afgeleide begrippen

Verwijzingen