zedenleer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zedenleer (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzedə(n)ˌler / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- ze·den·leer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zede zn en leer zn met het invoegsel -n- [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | zedenleer | zedenleren |
| verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de zedenleer v / m
- samenhangend geheel van opvattingen bij een persoon of groep over hoe mensen zich horen te gedragen
- zedeleer (officiële spelling tot 1864 in België en 1883 in Nederland)
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zedenleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zedenleer" herkend door:
| 92 % | van de Nederlanders; |
| 98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be