zweef

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zweef    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zweef
enkelvoud meervoud
naamwoord zweef zweven
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dezweefm

  1. zweefmolen

Werkwoord

vervoeging van
zweven

zweef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zweven
    • Ik zweef. 
  2. gebiedende wijs van zweven
    • Zweef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zweven
    • Zweef je? 
     Zwijgend zweef ik tussen hoop en waanzin.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord zweef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Lysanne Hoksbergen
    “Hels paradijs” (2024), De Verhalenfabriek, ISBN 9789461099068