kruid
Afrikaans
Alternative forms
Etymology
From Dutch kruid, from Middle Dutch cruut, from Old Dutch krūd, from Proto-West Germanic *krūd.
Pronunciation
- IPA(key): /krœi̯t/
Noun
kruid (plural kruie)
Dutch
Etymology
From Middle Dutch cruut (whence also kruit), from Old Dutch krūd, from Proto-West Germanic *krūd.
Pronunciation
- IPA(key): /krœy̯t/
Audio: (file) - Hyphenation: kruid
- Rhymes: -œy̯t
Noun
kruid n (plural kruiden, diminutive kruidje n)
- (botany) herb, herbaceous plant
- potherb, medicinal herb
- Hyponyms: keukenkruid, geneeskruid
- spice
- Synonym: specerij
Derived terms
- geneeskruid
- keukenkruid
- kruidachtig
- kruiden
- kruidenboter
- kruidenketchup
- kruidentuin
- kruidig
- kruidnagel
- onkruid
plant taxa
- aambeienkruid
- barbarakruid
- biggenkruid
- bingelkruid
- bonenkruid
- citroenkruid
- donderkruid
- duizendguldenkruid
- fluitenkruid
- grijskruid
- havikskruid
- helmkruid
- ijskruid
- kaasjeskruid
- kattenkruid
- kleefkruid
- knoopkruid
- knopkruid
- koninginnekruid
- kroonkruid
- kroontjeskruid
- kruidkers
- kruiskruid
- leverkruid
- loogkruid
- mottenkruid
- perzikkruid
- robertskruid
- sint-janskruid
- slangenkruid
- stalkruid
- vetkruid
- vijfvingerkruid
- vingerhoedskruid
- warkruid
- zeepkruid