onbenaderbaar

Dutch

Etymology

From on- +‎ benaderbaar (approachable).

Pronunciation

  • Audio:(file)

Adjective

onbenaderbaar (comparative onbenaderbaarder, superlative onbenaderbaarst)

  1. unapproachable
    Synonyms: ontoegankelijk, ongenaakbaar
    Antonyms: benaderbaar, toegankelijk, genaakbaar

Declension

Declension of onbenaderbaar
uninflected onbenaderbaar
inflected onbenaderbaare
comparative onbenaderbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial onbenaderbaar onbenaderbaarder het onbenaderbaarst
het onbenaderbaarste
indefinite m./f. sing. onbenaderbaare onbenaderbaardere onbenaderbaarste
n. sing. onbenaderbaar onbenaderbaarder onbenaderbaarste
plural onbenaderbaare onbenaderbaardere onbenaderbaarste
definite onbenaderbaare onbenaderbaardere onbenaderbaarste
partitive onbenaderbaars onbenaderbaarders

Derived terms