opschrikkend

Dutch

Pronunciation

  • Audio:(file)

Participle

opschrikkend

  1. present participle of opschrikken

Declension

Declension of opschrikkend
uninflected opschrikkend
inflected opschrikkende
positive
predicative/adverbial opschrikkend
opschrikkende
indefinite m./f. sing. opschrikkende
n. sing. opschrikkend
plural opschrikkende
definite opschrikkende
partitive opschrikkends
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.