voorraad
Afrikaans
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Néerlandais
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
| Nombre | Singulier | Pluriel |
|---|---|---|
| Nom | voorraad | voorraden |
| Diminutif | voorraadje | voorraadjes |
voorraad \vo:ɾ.ra:d\ masculin
- Provision, réserve, stock.
zolang de voorraad strekt
- jusqu’à épuisement des stocks, vente limitée au stock, jusqu’à rupture des stocks, dans la limite des stocks disponibles
zonder voorraad werken
- travailler à flux tendu
productie zonder voorraad
- production en flux tendus
uit voorraad leverbaar
- livrable de stock
in, op voorraad
- en stock, en magasin, en réserve
in voorraad houden
- garder en stock
niet in voorraad hebben, door de voorraad heen zijn, zonder voorraad zijn
- être en rupture de stock
de voorraad aanvullen
- reconstituer le stock, se réapprovisionner
aanvulling van de voorraard
- réapprovisionnement
omloopsnelheid van de voorraad
- vitesse de rotation des stocks
- (Droit) vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
- jugement exécutoire par provision
Hyponymes
- reserve
- noodvoorraad
- grijpvoorraad
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,2 % des Flamands,
- 99,6 % des Néerlandais.
Prononciation
- (Région à préciser) : écouter « voorraad [vo:ɾ.ra:d] »
Références
- Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons – Attribution – Partage à l’identique. Des conditions supplémentaires peuvent s’appliquer aux fichiers multimédias.