一緒
Japans
Uitspraak
- IPA: \iɕ.ɕo\, [iɕːo̞]
Woordherkomst en -opbouw
- 一 (een) + 緒 (begin)
Zelfstandig naamwoord
一緒
- samen
- tegelijkertijd
- «玄関のベルと電話が一緒に鳴り出した。»
- De deurbel en de telefoon gingen tegelijkertijd af.
- «玄関のベルと電話が一緒に鳴り出した。»
Schrijfwijzen
Kanji | Kana | Romaji |
---|---|---|
一緒 | いっしょ | issho |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.