26-jarig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  26-jarig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɛsənˌtwɪntəxˌjarəx/ (6 lettergrepen)
Woordafbreking
  • 26-ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstellende afleiding van 26 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 26-jarig
verbogen 26-jarige
partitief 26-jarigs

Bijvoeglijk naamwoord

26-jarig

  1. 26 jaren durend
    • Gedurende dit 26-jarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 26 jaar
    • Bij de brand viel helaas een 26-jarig slachtoffer. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord '26-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.