46-jarig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  46-jarig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɛsənˌfertəxˌjarəx/ (6 lettergrepen)
Woordafbreking
  • 46-ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstellende afleiding van 46 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 46-jarig
verbogen 46-jarige
partitief 46-jarigs

Bijvoeglijk naamwoord

46-jarig

  1. 46 jaren durend
    • Gedurende dit 46-jarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 46 jaar
    • Bij de brand viel helaas een 46-jarig slachtoffer. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord '46-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.