66-jarig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  66-jarig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɛsənˌsɛstəxˌjarəx/ (6 lettergrepen)
Woordafbreking
  • 66-ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstellende afleiding van 66 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 66-jarig
verbogen 66-jarige
partitief 66-jarigs

Bijvoeglijk naamwoord

66-jarig

  1. 66 jaren durend
    • Gedurende dit 66-jarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 66 jaar
    • Bij de brand viel helaas een 66-jarig slachtoffer. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord '66-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.