aanbeten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanbeten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈambetə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·be·ten

Werkwoord

vervoeging van
aanbijten

aanbeten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanbijten
    • ...dat wij aanbeten. 
    • ...dat jullie aanbeten. 
    • ...dat zij aanbeten. 


Zelfstandig naamwoord

deaanbetenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aanbeet


Gangbaarheid

  • Het woord aanbeten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.