aanhoorde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanhoorde (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanhordə / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·hoor·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanhoren |
aanhoorde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanhoren
- ... dat ik aanhoorde.
- ... dat jij aanhoorde.
- ... dat hij, zij, het aanhoorde.
- ... dat ik aanhoorde.
Gangbaarheid
- Het woord aanhoorde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.