aankeek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aankeek    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaɲkek/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·keek

Werkwoord

vervoeging van
aankijken

aankeek

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aankijken
    • ... dat ik aankeek. 
    • ... dat jij aankeek. 
    • ... dat hij, zij, het aankeek. 
     Chantal zag dat Heleen haar aankeek zonder haar daadwerkelijk te zien.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord aankeek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.