aanwees

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanwees    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaɱwes/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·wees

Werkwoord

vervoeging van
aanwijzen

aanwees

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanwijzen
    • ... dat ik aanwees. 
    • ... dat jij aanwees. 
    • ... dat hij, zij, het aanwees. 
     Opgezet door een man die zijn vrouw had verloren en het hotel waar zij hun vakantie doorbrachten als de schuldige aanwees.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord aanwees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.