aanwet

Uitspraak

• Geluid:  aanwet    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• aan·wet

Werkwoord

aanwet

1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwetten
   

   • ... dat ik aanwet. 

2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwetten
   

   • ... dat jij aanwet. 

3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwetten
   

   • ... dat hij aanwet. 

Gangbaarheid

• Het woord 'aanwet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.