aanzagen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanzagen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aan·za·gen

Werkwoord

vervoeging van
aanzien

aanzagen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanzien
    • ...dat wij aanzagen. 
    • ...dat jullie aanzagen. 
    • ...dat zij aanzagen. 

Gangbaarheid

  • Het woord aanzagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
62 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.