abastecer

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /a.βas.teˈθeɾ/
Woordafbreking
  • a·bas·te·cer

Werkwoord

abastecer

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
abastecer
abastecía
abastecido
volledig
  1. overgankelijk leveren, toeleveren, bevoorraden, voorzien (van), toevoeren
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.