ablandar

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /a.βlanˈdaɾ/
Woordafbreking
  • a·blan·dar

Werkwoord

ablandar

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ablandar
ablandaba
ablandado
volledig
  1. onovergankelijk afnemen, bedaren (van wind en storm)
  2. overgankelijk weken, ontharden, verweken, verzachten, zacht/week maken
  3. kalmeren, tot bedaren brengen
  4. ontroeren, aangrijpen
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.