afging

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afging    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·ging

Werkwoord

vervoeging van
afgaan

afging

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afgaan
    • ... dat ik afging. 
    • ... dat jij afging. 
    • ... dat hij, zij, het afging. 
     Iets wat haar slecht afging, aangezien ze al vijfendertig jaar was getrouwd met een man die ze verafgoodde.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord afging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.