afregen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afregen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·re·gen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afregenen |
afregen
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afregenen
- ... dat ik afregen.
vervoeging van |
---|
afrijgen |
afregen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afrijgen
- ...dat wij afregen.
- ...dat jullie afregen.
- ...dat zij afregen.
- ...dat wij afregen.
Gangbaarheid
- Het woord 'afregen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.