africht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  africht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·richt

Werkwoord

vervoeging van
africhten

africht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van africhten
    • ... dat ik africht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van africhten
    • ... dat jij africht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van africhten
    • ... dat hij africht. 

Gangbaarheid

  • Het woord africht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.